Landschap

Twijzelerheide ligt in een uniek landschap. Dit komt doordat we in een natuur/cultuur gebied is, hier zijn duidelijke kenmerken van aanwezig. Natuur/cultuur wil eigenlijk zeggen dat er nog elementen in ons landschap zijn die echt door de natuur zo gevormd zijn en andere typen landschap zijn gemaakt door de mens maar de natuur heeft het daarna voor een gedeelte weer van de mens overgenomen. We gaan hier later in dit artikel meer over zeggen.

Van welke richting we Twijzelerheide ook binnenkomen het is altijd anders.
Komen we het Wyldpaed op vanaf de Rijksstraatweg dan valt vooral op dat aan de rechterkant van de weg het z.g. wallenlandschap de boventoon voert terwijl aan de linkerkant het meer open wijde landschap ligt.

Hoe dat kan willen we later in dit artikel duidelijk maken. Vanaf Twijzel zitten we middenin het wallenlandschap met als bijzonderheid de lange heg langs de Mounewei en Ikewei. Komen we vanaf de richting Kollumerzwaag via het Wyldpaed, Twijzelerheide binnenrijden dan is het eerste wat opvalt de poelen (Pingo). Volgen we vanaf Kuikhorne het fietspad langs de Swadde dan zien we een heel open landschap dat langzamerhand overgaat in het wallenlandschap, dit laatste wordt ook wel coulisselandschap genoemd. Hoe is zo'nlandschap tot stand gekomen? Een gedeelte is op natuurlijke wijze ontstaan (Pingo's) en een ander gedeelte, de wallen zijn met behulp van mensen gemaakt, daarom hebben we het over een natuur/cultuur landschap. De Swemmer en de Swadde spelen een heel belangrijke rol in ons landschap. Over het ontstaan van Pingo's is een artikel van Harry Huisman als uitgangspunt gebruikt, wilt u dit helemaal lezen zoek dan Pingo's in Noord- Nederland
Zie ook: www.fryslansite.com

Pingo's en Pingoruïnes
De term Pingo komt van de Eskimo's op Groenland. Vertaald betekent dit "heuvel van ijs". En dat zijn het ook werkelijk: heuvels van ijs, bedekt door een laag grond. 

In onze omgeving zijn dus geen Pingo's meer, maar wat er van over is, zeg maar de poelen of dobben. Men noemt ze dan nog wel vaak Pingo's maar eigenlijk gaat hier over Pingoruïne's. Pingo's komen nog voor in gebieden rond de pool, waar de ondergrond tot op grote diepte het hele jaar bevroren is. Pingo's hebben een min of meer cirkelvormig grondvlak met een doorsnede variërend van enige tientallen meters tot soms wel honderd meter. De hoogte kan wel eens enige tientallen meters bedragen.

Pingo's in Nederland?
Hier in ons land hebben vroeger klimaatsomstandigheden geheerst die met het barre poolklimaat te vergelijken waren. Vooral in de tweede helft van de laatste ijstijd, zo tussen 28000-14000 jaar geleden, is het lange tijd achtereen zo koud geweest, dat de temperatuur een groot deel van het jaar niet boven nul kwam. Zelfs in de warmste zomermaanden kwam de temperatuur vaak niet boven de 5 graden uit. Door de intense koude zijn toen processen en verschijnselen opgetreden waarvan de sporen nu nog in de bodem terug te vinden zijn. Hier hebben we het dus over pingoruïnes, overblijfselen van pingo's.

Pingoruïnes
Pingoruïnes zijn bij tientallen in Noord-Nederland te vinden. Het zijn kleine komvormige met water gevulde laagten. omzoomd met een verscheidenheid aan momenteel steeds zeldzamer wordende hoogveenplanten. De bevolking heeft zich lang kunnen warmen aan het vuur dat van turf afkomstig uit deze veenplasjes gestookt werd. In Friesland, vooral in het gebied van de Friesche Wouden met name in onze omgeving, zijn talrijke pingoruïnes bekend. Ze liggen hier bijeen in een landschap van houtwallen en graslanden. Vanaf het Wyldpaed en ook langs het schelpenpad langs de Swadde liggen verscheidene Pingo's.

Hoe ontstaan pingo's ?
IJsheuvels als pingo's kunnen op een paar manieren ontstaan. De bodem was het grootste deel van het jaar permanent bevroren. Alleen gedurende de zomer ontdooide een ca. 1 meter dikke bovenlaag. Hierop heeft zich een toendrabegroeiing ontwikkeld. Verspreid  over het vlakke terrein lagen grillig gevormde meren, gevoed door smeltwater dat vanwege de bevroren grond niet in de ondergrond kan wegzakken.

Door de relatieve warmte van het water in deze meren is de vorst eronder tot een diepte van vele meters ontdooid. Als deze dooimeren in de loop van hun bestaan dichtslibben, kan de vorst langzaam van boven en van de zijden naar onderen doordringen. Omdat ijs een veel groter volume inneemt, veroorzaakt het een toenemende druk op het nog niet bevroren deel van de ondergrond. Als gevolg hiervan gaat de bovengrond koepelvormig opwelven. Als tenslotte al het water bevroren is, is een heuvel ontstaan die voornamelijk uit ijs bestaat en bedekt is door een laag grond. Een deel van de bedekkende grond zal bij de groei van de pingo gaan scheuren, waardoor het ijslichaam eronder bloot komt te liggen. Dat betekent vaak het einde van het pingo bestaan. Door zonnestraling en dooi glijdt de bedekkende grond naar beneden, waar het een soort ringwal rond de pingo vormt. De ijskern zal steeds verder wegsmelten tot er tenslotte een komvormige laagte overblijft die met water gevuld is.

Zijn alle vennen en dobben uit pingo's ontstaan?
Van de vele honderden ronde plasjes in Noord-Nederland staat wel vast dat tenminste een deel uit pingo's is ontstaan. De meerderheid van deze watertjes is echter op een andere manier gevormd. Tijdens het koudste gedeelte van de laatste ijstijd lagen grote delen van het landschap open voor weer en wind. Er is toen veel zand verstoven, waardoor naast zandduinen ook uitgestoven laagtes ontstonden. Deze stuifkommen hebben vaak dezelfde vorm en grootte als de pingoruïnes. Door bodemverdichting is in de stuifkommen ook water blijven staan, waarin net als in de pingoruïnes veen is gevormd. In het veld is niet te zien of we met een pingoruïne of met een stuifkuil van doen hebben.